Reis naar Iran
Mens en Melodie - 2004, jaargang 59, nr. 4/6

Nadat een aantal jaren na de islamitische revolutie van 1979 in Iran muziek aldaar verboden was, is er in dat land nu een verandering gaande. Zeker nadat de liberale Ali Khatami in 1997 met grote meerderheid tot president gekozen werd, is er op muzikaal gebied weer meer mogelijk. Op het eilandje Kish schalt Shakira uit de speakers en op het 19de Fajr Festival mocht pianist Marcel Worms daar en in twee zalen in Teheran onlangs in principe alles spelen wat hij maar wilde. Een verslag over een land in overgang, waar in de strijd tussen mullahs en hervormingsgezinde politici voorlopig de speelruimte voor de kunsten weer wat groter lijkt te worden.

7 februari 2004
Op weg naar Teheran drink ik voorlopig mijn laatste glaasje wijn. Neil van der Linden, kenner van de muziek van het Nabije Oosten, is mij al voorgegaan. Hij gaat proberen contacten te leggen met organisaties in Iran voor toekomstige culturele uitwisseling, terwijl ik op de 19de aflevering van het Fajr Festival al een concreet muzikaal voorproefje zal kunnen laten horen. Geheel onbezwaard ga ik niet naar Iran: het besluit om in ondemocratische landen in principe wel te spelen heb ik weliswaar al een tijd geleden genomen. Mensen moeten niet cultureel geïsoleerd worden, kanalen moeten open blijven. Maar de wetenschap, dat Israëlische stukken op een programma geweigerd zouden worden, bezorgt me als joods musicus een nare smaak. Het feit, dat ik wel een stuk van Leo Samama zal spelen, is wel een heel klein pleistertje op de wonde.
Op het vliegveld knopen westerse en een aantal Iraanse vrouwen hun hier verplichte hoofddoekjes om. Ik word naar de stad gebracht en passeer meteen een indrukwekkende serie portretten van Khomeini en zijn opvolger Khamenei. Khatami is duidelijk minder frekwent aanwezig. Overal langs de weg staan gekleurde lichten te knipperen, want over 4 dagen zal de 25ste verjaardag van de islamitische revolutie gevierd worden. Op de hotelkamer kan ik de BBC ontvangen, CNN levert een stilstaand beeld op. Neil blijkt inmiddels contacten met componisten te hebben gelegd en heeft voor morgen al een ontmoeting gearrangeerd.

8 februari
Vanuit de ontbijtzaal kijk ik uit op besneeuwde bergen, die er door de Teheraanse smog niet helderder op worden. Die smog wordt vooral veroorzaakt door het enorme aantal auto’s, die zich, vele rijen dik, traag of als het bij uitzondering even kan adembenemend snel voortbewegen. Daartussendoor slingeren voetgangers zich met doodsverachting van de ene zijde van de straat naar de andere. Met Neil bezoek ik ‘s morgens het Museum for Contemporary Art, waar verrassend mooi werk is te zien van Iraanse, Europese en Amerikaanse (‘de Grote Satan’) kunstenaars. Daarna tref ik componist Nasser Shokraee in het hotel. Toen na de revolutie alle muziek verboden werd, verklaarde men zijn studie musicologie aan de Universiteit van Teheran afgesloten. Daarop ging hij compositie studeren in Keulen bij Clarence Barlow. Hoewel die studie zijn visie op muziek sterk beïnvloed heeft, blijft hij Perzische elementen in zijn stukken gebruiken en hij belooft om dat in een voor mij te schrijven blues ook te doen. Hoera, weer een niet-geglobaliseerd werk in aantocht!
Later in de middag ga ik met Nasser naar de residentie van de Ambassade, waar ik kan studeren. Een repetitie heeft het Festival niet gepland. De Festivalheren voelen zich wel zeer verantwoordelijk voor mijn veiligheid en willen mij aanvankelijk niet laten gaan tot de Festivalchauffeur er is. We waarderen hun bezorgdheid, maar enkele uren voor het concert wil ik toch wel graag weer eens een piano voelen. In de auto vertelt Nasser, dat van censuur op muziek geen sprake is zolang je voor je zelf componeert. Zodra je voor radio of televisie schrijft is er wel sprake van controle. De muziek moet dan vooral niet te moeilijk zijn. Muziekinstrumenten mogen op de televisie trouwens niet in beeld komen: bij prachtige Iraanse muziek zag ik op mijn kamer ook alleen uitlopende lenteknoppen als ondersteunend beeld. Toch zijn er ook veranderingen ten goede: op het Festival zongen vrouwen soli. Deze verboden handeling wordt nu gedoogd mits op het programma de betreffende vrouwen als ‘koorleden’ aangekondigd worden, ook al is er van een koor geen sprake. Maar toen de huidige president Khatami in het begin van de jaren negentig als minister van cultuur zijn toestemming gaf voor een concert van een zangeres (die optrad voor een volledig vrouwelijk gehoor) kon hij zijn portefeuille direkt inleveren.
Bij aankomst in het Niavaran Centre is het podium nog leeg. Gelukkig staan er achter het gordijn twee vleugels. Ik kies een mooie Yamaha en speel wat in terwijl het houtwerk uitvoerig gesprayed wordt door een van de talrijke personeelsleden. Na vijf minuten volgt de soundcheck van het Roemeense ensemble hetgeen het eind van mijn repetitie betekent. Mijn concert wordt goed ontvangen, maar het slotapplaus is lauw. Volgens Neil is applaus in het Midden-Oosten altijd kort en had ik gewoon een toegift moeten geven. Krachtig was het applaus wel toen ik uitlegde, dat de South Side Ground Zero Boogie Blues van Loek Dikker deels geïnspireerd is op de aanslag op de Twin Towers. En als de clusters even later de binnendringende vliegtuigen verklanken is het applaus nog sterker. Hoewel de Iraanse regering deze daad destijds veroordeeld heeft, bekruipt me tijdens het spelen het gevoel, dat het publiek daar misschien heel anders over denkt.
Na het concert is er een diner op de residentie, waar o.a. Loris Tjeknavorian, de bekendste levende Iraanse componist, aanwezig is. Gelukkig blijkt al snel dat er (uiteraard) ook verlichte Iraniërs bestaan. Omdat het voor Tjeknavorian na de revolutie altijd problematisch bleek om een uitreisvisum te krijgen heeft hij onlangs het Oostenrijkse staatsburgerschap gekregen. Volgens hem worden minderheden in Iran, zoals joden en Armeniërs, met rust gelaten. Op de bazar in Teheran b.v. werken veel joodse handelaren. Men maakt het bedenkelijke onderscheid tussen joden en zionisten. Een discussie over het verbod op werk van Israëlische componisten ga ik maar niet aan. Achteraf spijt me dat wel als ik in ‘Iran achter de schermen’ van Caroline Roelants een heel ander verhaal over de behandeling van minderheden lees.

9 februari
Voor vandaag is er wel een repetitie gepland: om 10.00 uur in de Vahdat Hall. Om 9.45 uur komt een medewerker ons aan het ontbijt zenuwachtig melden, dat we moeten gaan. Maar na aankomst in de zaal zijn eerst de Roemenen nog lange tijd aan het repeteren. De heer Pirouzpey, directeur van het Festival, komt naar me toe: wil ik zo goed zijn mijn optreden vanavond tot een half uur te beperken in verband met het grote aantal ensembles? ‘Thank you for your understanding’ zegt hij glimlachend nadat ik hem gezegd heb, dat dit toch wel een kort optreden is als iemand helemaal uit Nederland komt. Mijn flexibiliteit is nog steeds groeiende. Dan verrijst uit de grond een grote Bösendorfer. Een stembeurt en herstel van het middenpedaal is nog wel nodig en ik hoop maar, dat deze boodschap is overgekomen. Het overvloedig aantal werknemers verlaat gelukkig het toneel en ik kan een paar uur ongestoord studeren.
‘s Middags gaan Neil en ik naar de bazaar. Teheran is een overwegend moderne stad maar hier voel je je echt in het Midden-Oosten. Behalve in de tapijtensector kunnen we overal rondlopen zonder dat iemand zich met ons bemoeit. Rond vijf uur lijkt iedereen een taxi te willen hebben maar gelukkig is er nog een voor mij overgebleven en ben ik op tijd in de zaal. Het is daar backstage een gezellige boel want waarom zou iemand zich voor een optreden willen afzonderen? Het leidt misschien niet tot optimale concentratie, maar ik moet toegeven, dat ik opvallend ontspannen naar het concert uitzie. Het middenpedaal is helaas niet gerepareerd. Mijn omslaander mag dan geen Engels spreken, maar hij begrijpt goed hoe zijn onderarm op de toetsen bij Robert Nasvelds ‘Frozen Blues’ als derde pedaal dienst kan doen. Ook hier lokken Loeks inslagen weer applaus uit. Hoe de mensen mijn mededeling ontvangen, dat Iris Shzegy een ‘female composer’ is, kan ik niet beoordelen. In elk geval verlaat niemand de zaal. Na het concert volgt een aantal interviews. Voor de televisie komen de vragen van een opvallend mooie dame, wiens (verplichte) hoofddoek onmogelijk de uitstraling van haar zwaar opgemaakte, lachende ogen kan verhullen. Een andere interviewer vraagt me hoe de poëzie mijn spel heeft beïnvloed. Ik heb geen antwoord klaar maar begrijp later hoe belangrijk de rol van poëzie hier voor mensen is. Zo schijnt iedereen in Iran wel een paar regels van de beroemde dichter Hafez uit het hoofd te kunnen reciteren.
Ik besef, dat zo’n concert een tijdje geleden echt niet gekund zou hebben. Mensen uit het publiek komen me enthousiast feliciteren. Een jonge Iraanse musicus, die in Parijs woont, is echter verontwaardigd: mijn muziek heeft met blues niets te maken en hier zit het Iraanse volk bovendien niet op te wachten. Dan komen de Roemenen van het podium af. Ze blijken, net als ik, heel rebels veel langer gespeeld te hebben dan was gevraagd.
In het restaurant, waar we na afloop met twee Iraanse slagwerkers eten, wordt muziek gedraaid van een popgroep met een zangeres. Iemand van de ‘moraalpolitie’ zou dat niet waarderen. Men vertrouwt er kennelijk op, dat die zo laat op de avond niet zal langskomen. In 1995 nog verbood Khamenei met name de popmuziek en in het bijzonder de westerse. Zeker in het welgestelde noorden van Teheran lijken nu de mensen evenwel de muziek te beluisteren waar ze van houden.

10 februari
Helaas blijken we pas aan het einde van de dag naar het eiland Kish te vertrekken. Kish is door de Iraanse regering tot belastingparadijs verheven, waar rijke Iraniërs en in de toekomst - zo hopen de autoriteiten - ook buitenlanders zich relatief vrij kunnen gedragen. Zwemmen in bikini is bijvoorbeeld toegestaan, zij het op van de mannen gescheiden vrouwenstrand.
De receptionist blijkt muziekliefhebber en vraagt om een CD. Mijn Tango CD maakt hem enthousiast: hij heeft de Tango leren dansen in Amerika en Japan. Zijn droom is om in deze lobby een vleugel te kunnen plaatsen. Tot die tijd moet hij het van casettebandjes hebben. We krijgen regelmatig te horen welk repertoire er nu weer klinkt. Gelukkig heb ik in hem een aanspreekpunt want de Festivalmedewerkers lijken over niets geïnformeerd te worden.
In afwachting van de vlucht ga ik maar op de residentie studeren. Het adres staat in het Farsi op een briefje maar voor een taxichauffeur in het uitgestrekte Teheran (16 miljoen inwoners) zijn veel straten toch heel moeilijk te vinden. Ik zorg, dat ik in het begin van de middag weer terug in het hotel ben want een vertrektijd weten we nog steeds niet. Als die pas voor vijf uur wordt aangekondigd ga ik met Neil nog naar het centrum. Het Nationaal Museum blijkt onverwacht duur te zijn en we bekijken dan maar wat heden in plaats van verleden. Op het uitgestrekte Imam Khomeini plein blijkt een Metrostation te zijn. We laten ons met deze splinternieuwe vervoersvorm naar de buurt van het hotel terug brengen en constateren, dat in de metro mannen en vrouwen zowaar door elkaar zitten - dit in tegenstelling tot de situatie in de bus.
Om vijf uur ontstaat gedrang in de hotellobby: we schijnen naar het vliegveld te gaan en iedereen wil zijn paspoort terug hebben. In de Festivalbus, vol instrumenten, zijn we dan in elk geval op weg naar Kish. Over de vraag of ik daar dezelfde avond nog zal spelen zijn de berichten uiteenlopend. Bij aankomst in de schemering op het vliegveld hoor ik pas voor het eerst de indrukwekkende oproep tot het gebed. De stem van de muezzin schalt door de vertrekhal zonder overigens zichtbaar effekt te sorteren. Biddende mensen zie ik hier vrijwel nooit en het lijkt er op, dat de bevolking minder belijdend is dan de overheid wil doen geloven.
Om kwart over negen komen we in Kish aan. In de riante aankomsthal staat een groep mensen gespannen naar een televisiescherm te kijken. Een ander vliegtuig van Kish Air blijkt een paar uur tevoren hier in de buurt verongelukt te zijn. De dame van de organisatie weet te melden, dat om elf uur mijn concert begint, over minder dan twee uur dus. In de bus zingt Shakira uitbundig haar ‘Tango’. We passeren luxe hotels en ook ons eigen hotel valt in die categorie. We vullen onze formulieren in, waarbij de verleiding groot is om bij ‘purpose of trip’ op dit paradise island ‘sex, drugs and rock & roll’ in te vullen. Ik bel het thuisfront nog om te melden, dat ik mij niet in dat bewuste vliegtuig bevond en die melding blijkt niet overbodig....Om half elf sta ik klaar in de lobby en daar blijkt het concert pas om middernacht te beginnen. Ik vraag me af wie er hier op een dergelijk tijdstip een concert zal bezoeken. Tot mijn verbazing is in het hotel, waar dat zal plaatsvinden, blijkt het zaaltje aardig gevuld. De oude Steinway staat met haar klep geopend naar de muur en ik stel voor haar 180 graden te draaien. Dit wordt afgeraden in verband met de ouderdom van het instrument. Inderdaad valt een poot onmiddelijk op de grond als we het instrument optillen. Ernstiger is, dat de demping van een aanzienlijk aantal snaren niet werkt. Het stuk van de Engelse componist John Lewis moet weliswaar in ‘barrelhouse style’ worden gespeeld, maar de meeste stukken profiteren niet echt van deze situatie. In het belang van de betrekkingen tussen Nederland en Iran besluit ik toch maar te spelen, zij het met een enigszins aangepast programma. Een zakenman, die ook nog in Nederland heeft gewoond, kan de staat van het instrument aan het publiek beschrijven. Al spelend neemt mijn zin gelukkig toe. Na een snel wegstervend slotapplaus blijft iedereen evengoed zitten en Neil beduidt me, dat men een toegift verwacht. Willow, weep for me klinkt op deze piano om kwart over één ‘s nachts eigenlijk niet slecht.
Tot na drieën zitten we, weliswaar met plaids om ons heen, nog buiten te eten en -’s lands wijs...- waterpijp te roken als men ons vertelt, dat we voor onze vlucht naar Isfahan de volgende morgen om acht uur al weer op het vliegveld worden verwacht. Onze gastheren willen ons desondanks nog een aantal highlights van Kish laten zien, waaronder het casino. In deze enclave mogen moslims kennelijk gokken.

11 februari
Om half acht staan we braaf met onze bagage klaar als we vernemen, dat er vandaag geen vlucht naar Isfahan gaat. Het is een feestdag: precies 25 jaar geleden kwam ayatollah Khomeini hier aan de macht. Mijn tolk van gisteravond, nu gekleed in een vlotte bermuda, belooft op het vliegveld iets voor ons te regelen. Enkele minuten na aankomst op de luchthaven overhandigt hij ons een mobieltje (in geval van problemen) en twee tickets voor de vlucht naar Teheran, die over tien minuten vertrekt. Daar zullen we dan een aansluiting naar Isfahan hebben. Voor mensen, die - zoals wij nu - op deze manier kunnen profiteren van de Iraanse vitamine R, is dit soort acties natuurlijk heel plezierig......Zowaar worden we in Teheran op het vliegveld opgewacht maar in plaats van een gang naar de gate voor de volgende vlucht worden wij met de auto naar ons hotel in Teheran teruggebracht. Daardoor zien we wel de massale optocht van tienduizenden mensen, onder wie ook veel vrouwen en kinderen, die de verjaardag van de revolutie vieren. ‘Down with USA’ is leesbaar op een van de vele spandoeken. Misschien is die tekst nog mild in vergelijking met de teksten in het Farsi, die ik niet kan lezen. De Festivalheren in het hotel weten niets van een vlucht naar Isfahan. Wel mogen we onze oude kamers gerust weer betrekken. Steeds weer blijkt, dat er veel niet kan, maar veel ook weer wel: in Nederland zou je weer niet zo eenvoudige zonder hernieuwde check-in gratis over een kamer mogen beschikken. Er breken enkele uren van wachten aan. Johan Cruyff lijkt weer eens gelijk te krijgen: uit verveling ga ik lunchen en kom in het restaurant de directeur van het grootste impresariaat in Kroatië tegen. Als ik vertel, dat ik in 2000 in Zagreb en Zadar geen stukken van Servische componisten mocht spelen (dat lag nog te gevoelig), nodigt hij me onmiddellijk uit om dat binnenkort alsnog te komen doen. Ieder nadeel.......
Om twee uur komt Neil melden, dat onze reis naar Isfahan en mijn concert daar niet zullen doorgaan. Pirouzpey heeft hem zojuist verteld, dat in Isfahan het Festival is afgelopen. Een componist, die we al eerder ontmoet hebben, stelt glimlachend, dat via zijn relaties een vlucht naar en een concert in Isfahan eenvoudig te regelen zullen zijn. Na enige gesprekken met een miniscuul, zilverkleurig mobieltje vraagt hij ons enig geduld waarna hij ons de uitslag van zijn bemoeienissen zal meedelen. In de tussentijd ga ik wandelen rond het hotel. Gelukkig is er nog een CD winkel open en de eigenaar, die na een vijfjarig verblijf in Rotterdam net weer terug is gekeerd, geeft mij raad bij de aanschaf van Iraanse muziek. Van Iradj Bastami, de ‘nachtegaal van Bam’, die onlangs bij de aardbeving in die stad is omgekomen, koop ik twee prachtige CD’s. In Nederland las ik nog wel, dat er van hem geen opnamen zouden bestaan! Aan mijn dochter schenkt hij een CD met de nieuwste Iraanse popmuziek, die in tegenstelling tot veel Nederlandse pop, verrassend authentiek blijkt te klinken.
Er is nog geen nieuws over Isfahan en we kunnen nu toch nog naar de receptie bij de tweede man van de Ambassade. Aanleiding is het bezoek van twee jonge ambtenaren van Buitenlandse Zaken. Zij proberen een beeld van de mensenrechtensituatie in Iran te krijgen. Mede op grond van hun bevindingen zal het Nederlandse asielbeleid ten aanzien van Iran worden bepaald. Evenmin als gisteren rond deze tijd weet ik of ik vanavond zal spelen. ‘Ik was verrast, toen ik hier ‘s middags nog stil aan het drinken zag staan, die ‘s avonds concert moest geven in Ispahaan’......
We willen graag nog een optreden van de Oekraïne en van Tadzikistan bijwonen maar als we na een lange taxirit in het theater aankomen manen de Festivalmedewerkers ons naar het hotel terug te keren. Over een half uur wil Pirouzpey ons daar spreken. Inmiddels heb ik wel begrepen, dat Isfahan vandaag niet meer haalbaar zal zijn. Als ik Neil zeg, dat ik tegenover Pirouzpey zo dadelijk mijn tekeurstelling wil laten blijken en hem zal vragen waarom het beloofde concert in Isfahan niet is doorgegaan, ontsteekt deze in woede over zoveel onbegrip. In het Midden Oosten is het geven van schuldgevoel met bijbehorend gezichtsverlies zo’n beetje het ergste, dat je iemand kan aandoen. Onze Europese directheid en behoefte ons gevoel uit te spreken leidt hier absoluut tot verstoring van relaties. Alle contacten, die Neil heeft opgebouwd tijdens zijn verblijf, kunnen zo weer van generlei waarde worden. Bedenk wat er allemaal wél is doorgegaan en is gelukt in deze dagen, zo houdt hij mij voor. Natuurlijk zal Pirouzpey niet alleen door liefde voor de kunsten gedreven worden, maar het lukt hem evengoed wel om in een conservatieve gemeente als Teheran een groot Festival te realiseren. Je zult nooit weten waarom zo’n concert plotseling niet doorgaat en je brengt de organisator in grote verlegenheid door hem iets te vragen waar hij waarschijnlijk niet op kan antwoorden. Ik moet Neil wel enigszins gelijk geven. Zo leer ik wel vaker hoe betrekkelijk ideeën, die ik voor mijzelf als volmaakt vanzelfsprekend beschouw, voorbij Bergen op Zoom kunnen blijken te zijn. Met Neil zal ik waarschijnlijk nog naar Egypte gaan en dan ben ik weer beter op de ‘normen en waarden’ van het nabije Oosten voorbereid.
We zouden morgen via via misschien dan nog wel in Isfahan kunnen komen, maar een concert zit er niet meer in. Onze componist staat als een Iraanse Hekking te glimmen bij een televisieinterview in het theater. Hij lijkt niet intensief met mijn concert bezig te zijn. En aangezien het de KLM om het even is wanneer ik terug vlieg, besluit ik om vannacht nog naar Amsterdam terug te reizen.
In het hotel toont Pirouzpey zich van zijn vriendelijkste kant. Neil weet nog heel subtiel het Isfahan-échec te benoemen door de hoop uit te spreken, dat wij hopen bij een volgend bezoek deze prachtige stad te zullen kunnen bezoeken.
Even na middernacht scheuren twee jonge medewerkers van het Festival met mij door de stad met het geluid van een Iraanse popgroep op vol. Niet geheel ongevaarlijk want zeker westerse popmuziek en zekere de bijbehorende videoclips zijn in Iran officiëel nog steeds verboden. Iraanse popgroepen, zoals de uitermate populaire band Arian, werken dan ook onder grote spanning *. Mijn laatste Rials geef ik op het vliegveld uit aan Iraans snoep, noten en honing en Fanta en Cola met Farsi-opschrift voor de kinderen. Een in het zwart gehulde oudere dame wil mij een pakje overhandigen met geneesmiddelen voor haar dochter in Amersfoort. Ik doe, wat ik normaal gesproken nooit zou doen en stop het in mijn tas, niet nadat ik de grondstewardess van KLM heb gevraagd of dit verantwoord is. Tegenover een aantal nieuwe muziekstukken, die ik vorige week hier invoerde, neem ik nu wat traditionele Iraanse medicijnen mee terug. De culturele uitwisseling tussen Nederland en Iran is waarachtig begonnen!

CODA
17 februari

Bedenkelijk bekijkt de veiligheidsman op Schiphol mijn paspoort met visa voor Cuba en Iran naar Amerika.....Maar in Boston bekijkt de douanier het document nauwelijks. En dus mag fluitiste Eleonore Pameijer hier met mij, ironie van het lot, muziek van vermoorde en/of vergeten joodse componisten nieuw leven inblazen.

20 februari
Amerika went weer snel. Ik word wakker in het huis van componist Elliot Schwarz in Maine. Er is ‘s nachts sneeuw gevallen en ik voel de kou van buiten komen. De radio verslaat de verkiezingen in Iran, nu weer zo ver weg. De reporter voorspelt een lage opkomst. Zouden ‘mijn’ componisten gaan stemmen?

22 februari
Op mijn hotelkamer in Boston toont CNN ‘s morgens vroeg beelden van een Palestijnse zelfmoordactie in Jeruzalem. In december gaan Eleonore en ik daar ons programma spelen. Mijn muziekroute vertoont dit jaar wel opvallende politieke lijnen.

23 februari
‘s Morgens vroeg weer in Amsterdam: de krant meldt een eclatante overwinning, al dan niet gefraudeerd, van de conservatieven in Iran. Zou er volgend jaar nog wel een Fajr Festival in Iran zijn? Pirouzpeij komt me plotseling voor als de meest verlichte concertorganisator, die men zich maar kan voorstellen......

® februari 2004, Marcel Worms